Er is een groot verschil tussen de feitelijke koning Arthur en de koning Arthur uit de legenden. Het wordt nu algemeen aanvaard dat de allereerste Arthurverhalen in Welsche gedichten en oude manuscripten toegeschreven kunnen worden aan nog vroegere volkshelden en dat Arthurs naam daar later aan is toegevoegd. De echte Arthur kan waarschijnlijk het beste worden uitgelegd als een aanvoerder die in staat was de diverse Britse groepen te verenigen om gezamenlijk weerstand te bieden aan de invasie van de Saksen aan het begin van de zesde eeuw.
De Romeinse troepen verlieten het Britse eiland rond 410 n. Chr. Bijna meteen namen onbeduidende koningen huursoldaten uit Duitsland in de arm om de kwetsbare zuidkust te verdedigen. Helaas veranderden de huursoldaten die de Britse eilanden moesten beschermen in indringers. Dit waren de Saksen, en algauw werden de Keltische Britten teruggedrongen naar de grens van Wales en Schotland.
We lezen voor het eerst over een leider genaamd Ambrosius Aurelianus in de geschriften rond 550 n. Chr. van de monnik Gildas, die in een klooster op het schiereiland Rhuys in Bretagne woorden en werkte. Hij beweerde dat Ambrosius Aurelianus vocht rond 500 n. Chr. Ambrosius vormde een Brits leger dat in enkele veldslagen met succes de Saksische invasies stuitte en Wales als Keltische streek veiligstelde nadat de Saksen het hele gebied dat nu Engeland is, hadden bezet. Het is bijna zeker dat Ambrosius een echte persoon was, waarschijnlijk Romeins-Brits. Enkele veldslagen die later aan koning Arthur werden toegeschreven, werden waarschijnlijk geleverd door Ambrosius.
In zijn boek Merlijn oppert Robert de Boron dat Ambrosius een broer had, Uther Pendragon, die hem als koning van de Britten opvolgde. Volgens zowel De Boron als latere kroniekschrijvers was Arthur de zoon van Uther Pendragon, geboren uit een geheime verhouding met Igraine, de vrouw van koning Gorlois van Cornwall.
Vanaf dit punt wordt Arthur een legendarische figuur en speelt hij waarschijnlijk nauwelijks of geen rol in de echte geschiedenis tijdens een van de zwaarste perioden van het land.
De eerste van wat nu de meest gezaghebbende verhalen over koning Arthur worden beschouwd, werden oorspronkelijk toegeschreven aan Geoffrey van Monmouth, een welscha geestelijke uit de eerste helft van de twaalfde eeuw. In zijn boek Historia Regum Brittanniae (Geschiedenis van de Britse koningen) speelde Arthur een belangrijke rol. Latere schrijvers putten zwaar uit het werk van Geoffrey van Monmouth.
Bron: ‘De heilige graal - geschiedenissen geheimen’ door Alan Butler